Jemenitisch-Israëlische serie

We beginnen met 2 dansen van de Jemenitische Joden, die eeuwenlang in Jemen hebben gewoond. Ze moesten zich aan bepaalde regels houden en ook onder invloed van hun omgeving ontstond er een bepaalde stijl van leven. Zo mochten ze niet in het openbaar feestvieren, dus dat moest binnenshuis gebeuren en daar kon je geen grote bewegingen maken. Daarom maakte men verticale en golvende bewegingen, zoals van de tred van de kameel, die ze immers in hun woestijnomgeving zagen. De Jemenitische Joden waren veelal handwerkslieden en hadden contacten met India en Afrika en daar zag men o.a. sierlijke handbewegingen, die men vervolgens overnam. Bij de Jemenitische dansen wordt een vrouwenkostuum gedragen, sober van kleur, maar rijk versierd.  
  De derde dans is een moderne dans. Na de oprichting van de staat Israël in 1948 ontstond er een behoefte om nieuwe dansen te ontwikkelen. De nieuwe inwoners, die overal vandaan kwamen, hadden allemaal hun eigen dansen, maar men wilde ook iets gezamenlijks hebben. Zo ontstonden de eerste nieuwe dansen, die het saamhorigheidsgevoel uitdrukten door in de kring te dansen met de handen vast en er sprak energie, kracht en blijheid uit. Later werden deze dansen losser en soepeler.
We laten ook een dans zien van de Chassidische Joden. Deze stijl begon zich in de 18e eeuw al te ontwikkelen in Oost-Europa. Het belangrijkste element van het Chassidische geloof is, dat men alles vanuit het hart moet beleven en dat God in alles aanwezig is. Zo werd de dans ook als een gebed gezien met veel expressieve hand- en armgebaren. Rechtop danst men niet, want dat is een teken van hoogmoed.